Al zittend in het vliegtuig vertrekkend van Spitsbergen kunnen we terugkijken op een fantastische en geslaagde expeditie. In het team van de geowetenschappers zijn Elise van Winden en Jorien Vonk op zoek gegaan naar de smeltende gletsjers op Edgeøya:
"De smeltwaterrivieren van de gletsjers vervoeren organisch materiaal richting de oceanen. Er zijn drie manieren waarop dit organisch materiaal in gletsjers terecht kan komen; via de wind geblazen in het ijs van de gletsjers, via organische productie in de gletsjers en van onderaf de gletsjer. Als de gletsjer smelt wordt dit organisch materiaal afgevoerd naar zee. Ook kan het smeltwater onderweg richting zee nog organisch materiaal op pikken uit de dooiende permafrost. Met de stijgende temperaturen op de polen, zien we dat de volumes van de gletsjers hard aan het afnemen zijn, wat resulteert in meer smeltwater. De verwachting is dan dat er ook een stijging zal zijn van de hoeveelheid organisch materiaal dat getransporteerd wordt. En dat gaan wij onderzoeken!
Gearmd met lege flessen, ingepakt in een dikke laag kleren, muts en een extra set handschoenen trekken we met zodiacs of op dikke arctische rubber laarzen het veldwerkgebied in. We hebben vlechtende rivieren, stromend over de toendra of door verlaten morenes, en ook afgekalfd gletsjerijs bemonsterd. Terug aan boord gingen we in ons provisorische lab (de hut!) het water filteren en verdelen over verschillende potjes en flesjes.
We gaan een breed scala aan variabelen meten om een compleet plaatje te krijgen van zowel de transport als de afbraak van organisch materiaal;
het residu op het filter gaan we analyseren op de hoeveelheden organische deeltjes en de hoeveelheid sediment die de rivieren transporteren. In het gefilterde water gaan we juist kijken hoeveel opgeloste organische koolstoffen er in zitten. Ook gaan we met een geavanceerde techniek (FT-ICR-MS) kijken waar het organisch materiaal in de rivieren precies uit bestaat en of dit verschilt per locatie. Daarnaast meten we ook de zuurstofisotopen in het bemonsterde smeltwater (de zogeheten O18/O16 ratio). Tijdens koude perioden (ijstijden) wordt ijs gevormd uit water met naar verhouding lichtere zuurstofisotopen terwijl hedendaagse sneeuw maar ook regen in een warmer klimaat valt en meer zwaardere isotopen bevat. Deze verhouding vertelt ons dus of ons water afkomstig is van sneeuw, (oud) gletsjerijs of (jong) regenwater.
Naast dat het belangrijk is om te de hoeveelheid organische koolstof te meten, willen we ook weten of deze koolstof snel afbreekbaar is, en dus een bron voor broeikasgassen kan zijn. De meegevoerde koolstoffen kunnen onderweg namelijk reageren met zuurstof en zo omgezet worden in CO2. Daarom gaan we de monsters ook incuberen: We vullen meerdere flesjes met het gefilterde smeltwater en gaan dan na 0, 2, 7, 14 en 28 dagen meten hoeveel koolstof er is overgebleven. Doordat we verwachten dat de koolstof zich gaat omzetten in CO2, kunnen we op deze manier zien hoe veel en hoe snel dit dan gebeurt. Voor de nauwkeurigheid doen dit op elke locatie ook nog eens in drievoud! Omdat deze methode ook al is gebruikt in rivieren in de arctische gebieden van Noord-Amerika en Rusland, kunnen we onze resultaten uit Spitsbergen hier straks mee vergelijken."
"De smeltwaterrivieren van de gletsjers vervoeren organisch materiaal richting de oceanen. Er zijn drie manieren waarop dit organisch materiaal in gletsjers terecht kan komen; via de wind geblazen in het ijs van de gletsjers, via organische productie in de gletsjers en van onderaf de gletsjer. Als de gletsjer smelt wordt dit organisch materiaal afgevoerd naar zee. Ook kan het smeltwater onderweg richting zee nog organisch materiaal op pikken uit de dooiende permafrost. Met de stijgende temperaturen op de polen, zien we dat de volumes van de gletsjers hard aan het afnemen zijn, wat resulteert in meer smeltwater. De verwachting is dan dat er ook een stijging zal zijn van de hoeveelheid organisch materiaal dat getransporteerd wordt. En dat gaan wij onderzoeken!
Gearmd met lege flessen, ingepakt in een dikke laag kleren, muts en een extra set handschoenen trekken we met zodiacs of op dikke arctische rubber laarzen het veldwerkgebied in. We hebben vlechtende rivieren, stromend over de toendra of door verlaten morenes, en ook afgekalfd gletsjerijs bemonsterd. Terug aan boord gingen we in ons provisorische lab (de hut!) het water filteren en verdelen over verschillende potjes en flesjes.
We gaan een breed scala aan variabelen meten om een compleet plaatje te krijgen van zowel de transport als de afbraak van organisch materiaal;
het residu op het filter gaan we analyseren op de hoeveelheden organische deeltjes en de hoeveelheid sediment die de rivieren transporteren. In het gefilterde water gaan we juist kijken hoeveel opgeloste organische koolstoffen er in zitten. Ook gaan we met een geavanceerde techniek (FT-ICR-MS) kijken waar het organisch materiaal in de rivieren precies uit bestaat en of dit verschilt per locatie. Daarnaast meten we ook de zuurstofisotopen in het bemonsterde smeltwater (de zogeheten O18/O16 ratio). Tijdens koude perioden (ijstijden) wordt ijs gevormd uit water met naar verhouding lichtere zuurstofisotopen terwijl hedendaagse sneeuw maar ook regen in een warmer klimaat valt en meer zwaardere isotopen bevat. Deze verhouding vertelt ons dus of ons water afkomstig is van sneeuw, (oud) gletsjerijs of (jong) regenwater.
Naast dat het belangrijk is om te de hoeveelheid organische koolstof te meten, willen we ook weten of deze koolstof snel afbreekbaar is, en dus een bron voor broeikasgassen kan zijn. De meegevoerde koolstoffen kunnen onderweg namelijk reageren met zuurstof en zo omgezet worden in CO2. Daarom gaan we de monsters ook incuberen: We vullen meerdere flesjes met het gefilterde smeltwater en gaan dan na 0, 2, 7, 14 en 28 dagen meten hoeveel koolstof er is overgebleven. Doordat we verwachten dat de koolstof zich gaat omzetten in CO2, kunnen we op deze manier zien hoe veel en hoe snel dit dan gebeurt. Voor de nauwkeurigheid doen dit op elke locatie ook nog eens in drievoud! Omdat deze methode ook al is gebruikt in rivieren in de arctische gebieden van Noord-Amerika en Rusland, kunnen we onze resultaten uit Spitsbergen hier straks mee vergelijken."