Onze derde blog alweer. We genieten nog elke dag van het ruige landschap, waar we op zondag daadwerkelijk doorheen konden trekken. Samen met de zon en met Mette, een vriendin van Jason de klimatoloog en betrokkene bij Greenland Trees, trokken we het ruige landschap in ten noordwesten van Narsaq. Het eerste stuk deden we per taxi. We hadden de chauffeur als opdracht ‘zo ver mogelijk richting de mijn’ gegeven, en dat nam hij heel serieus. De weg werd steeds slechter en uiteindelijk ging de auto nauwelijks sneller meer dan wandelen, maar de beste man stopte pas toen er een gammel houten bruggetje over een ingesneden dal ging. Dat moesten we toch echt zelf te voet passeren.
De eerste paar kilometer wandelen gingen snel. We liepen door een schoolvoorbeeld U-dal, een dal dat is uitgesleten door gletsjers en daardoor van onderen een ronde vorm heeft en van boven steile wanden. Eenmaal bij de mijn zou er een pad omhoog de bergrug over gaan, maar die was ver te zoeken en daarom bedachten we ons eigen pad. Zoals dat gaat bij een U-dal ging het eerste deel nog aardig gemakkelijk, maar bovenaan werd het toch aardig stijl. We kozen zoveel mogelijk de paden uit waar vegetatie groeide om te voorkomen dat we niet onderuit gingen op de losse keien. Eenmaal boven hadden we prachtig uitzicht op het fjord met de ijsblokken, het dal waar de rivier doorheen stroomde en een kleine gletsjer. Ook zagen we twee meertjes aan de andere kant van de richel liggen. We hoopten daar veenmonsters te kunnen ‘steken’, wat er vanaf boven uitzag als steen en weinig vegetatie. Gelukkig vonden we toen we beneden waren toch een hoekje veen, waarna Reinder snel de PVC-buis tevoorschijn haalde en in het veen duwde. Afgestopt met verhoudfolie en speciale tape kon de PVC-buis in de tas en kon de terugweg beginnen, maar niet voordat we wat speciale mineralen hadden verzameld die alleen hier voorkomen. Wat het is weten we nog niet precies, we hopen dat het museum en onze geologische vrienden ons daar later mee kunnen helpen.
Op de tocht terug werden de nodige monsters verzameld in de vorm van bladeren van Salix glauca (grijze wilg) en Betula nana (dwergberk) en bodem. De bladeren kunnen in het lab laten zien hoe de struiken dit jaar gegroeid zijn en maken onderdeel uit van een grotere database, waardoor ook vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen verschillende seizoenen, jaren en plaatsen. De bodemmonsters dienen om een verschil te kunnen vinden in type bodem op verschillende plaatsen. Zo zou je kunnen verwachten dat hoe verder van de ijskappen je komt, hoe ouder, en dus meer ontwikkeld, de bodem is.
Terug naar de wandeling zelf. Op de terugweg verliep de wandeling een stuk trager dan op de heenweg doordat we na elke zoveel meter monsters probeerde te nemen. Mette maakte in de tijd die wij daarvoor nodig hadden prachtige waterverfkunst, waar we hopen later nog wat van mee te mogen nemen. Terug in het hostel na deze productieve maar vermoeiende dag ploften we neer en spraken we af de volgende ochtend rustig aan te doen en te werken aan de activiteiten die we dinsdag met de kinderen zouden gaan doen.
Omdat het de laatste dag zon beloofde te zijn en de ijsschotsen ons riepen, besloten we na gewerkt te hebben aan de activiteiten met de kinderen een kajak te huren en de zee op te gaan. Na heel wat gehannes met de kajak en voornamelijk het ‘drysuit’, een pak dat je volledig droog zou moeten houden in het letterlijk ijskoude water, mochten we tussen de ijsschotsen door peddelen. Wel op gepaste afstand, want als een stuk afbrak zouden de ijsschotsen kunnen draaien én zouden er grote golven kunnen ontstaan. Al snel kwamen we erachter dat dit best regelmatig gebeurt. Een diep, haast grommend geluid, gevolgd door opspattend water, erg spectaculair! Eenmaal gedraaid kwam het lichtblauwe, soms doorzichtige ijs boven, wat begon te kraken als de zon erop viel. Ondanks ons drysuit kregen we het toch koud en was het tijd om naar huis te gaan. Goed uitrusten en voorbereiden voor het programma met de schoolkinderen van de volgende dag. Daarover meer in ons volgende blog!
De eerste paar kilometer wandelen gingen snel. We liepen door een schoolvoorbeeld U-dal, een dal dat is uitgesleten door gletsjers en daardoor van onderen een ronde vorm heeft en van boven steile wanden. Eenmaal bij de mijn zou er een pad omhoog de bergrug over gaan, maar die was ver te zoeken en daarom bedachten we ons eigen pad. Zoals dat gaat bij een U-dal ging het eerste deel nog aardig gemakkelijk, maar bovenaan werd het toch aardig stijl. We kozen zoveel mogelijk de paden uit waar vegetatie groeide om te voorkomen dat we niet onderuit gingen op de losse keien. Eenmaal boven hadden we prachtig uitzicht op het fjord met de ijsblokken, het dal waar de rivier doorheen stroomde en een kleine gletsjer. Ook zagen we twee meertjes aan de andere kant van de richel liggen. We hoopten daar veenmonsters te kunnen ‘steken’, wat er vanaf boven uitzag als steen en weinig vegetatie. Gelukkig vonden we toen we beneden waren toch een hoekje veen, waarna Reinder snel de PVC-buis tevoorschijn haalde en in het veen duwde. Afgestopt met verhoudfolie en speciale tape kon de PVC-buis in de tas en kon de terugweg beginnen, maar niet voordat we wat speciale mineralen hadden verzameld die alleen hier voorkomen. Wat het is weten we nog niet precies, we hopen dat het museum en onze geologische vrienden ons daar later mee kunnen helpen.
Op de tocht terug werden de nodige monsters verzameld in de vorm van bladeren van Salix glauca (grijze wilg) en Betula nana (dwergberk) en bodem. De bladeren kunnen in het lab laten zien hoe de struiken dit jaar gegroeid zijn en maken onderdeel uit van een grotere database, waardoor ook vergelijkingen gemaakt kunnen worden tussen verschillende seizoenen, jaren en plaatsen. De bodemmonsters dienen om een verschil te kunnen vinden in type bodem op verschillende plaatsen. Zo zou je kunnen verwachten dat hoe verder van de ijskappen je komt, hoe ouder, en dus meer ontwikkeld, de bodem is.
Terug naar de wandeling zelf. Op de terugweg verliep de wandeling een stuk trager dan op de heenweg doordat we na elke zoveel meter monsters probeerde te nemen. Mette maakte in de tijd die wij daarvoor nodig hadden prachtige waterverfkunst, waar we hopen later nog wat van mee te mogen nemen. Terug in het hostel na deze productieve maar vermoeiende dag ploften we neer en spraken we af de volgende ochtend rustig aan te doen en te werken aan de activiteiten die we dinsdag met de kinderen zouden gaan doen.
Omdat het de laatste dag zon beloofde te zijn en de ijsschotsen ons riepen, besloten we na gewerkt te hebben aan de activiteiten met de kinderen een kajak te huren en de zee op te gaan. Na heel wat gehannes met de kajak en voornamelijk het ‘drysuit’, een pak dat je volledig droog zou moeten houden in het letterlijk ijskoude water, mochten we tussen de ijsschotsen door peddelen. Wel op gepaste afstand, want als een stuk afbrak zouden de ijsschotsen kunnen draaien én zouden er grote golven kunnen ontstaan. Al snel kwamen we erachter dat dit best regelmatig gebeurt. Een diep, haast grommend geluid, gevolgd door opspattend water, erg spectaculair! Eenmaal gedraaid kwam het lichtblauwe, soms doorzichtige ijs boven, wat begon te kraken als de zon erop viel. Ondanks ons drysuit kregen we het toch koud en was het tijd om naar huis te gaan. Goed uitrusten en voorbereiden voor het programma met de schoolkinderen van de volgende dag. Daarover meer in ons volgende blog!